48045266151_f461dc9b3a_b
De_sloop_van_panden_op_de_hoek_AmsterdamstraatHerensingel,_tegenover_d
kopadam
1955 Familie002

Mijn opa en oma van moederskant, Henk en Marie Janssen. Hebben jaren tegenover de Amsterdamse poort gewoond alwaar zij een groentewinkel hadden.

Je zult begrijpen dat ik een speciaal plekje in m'n hart heb voort de poort. Ik heb er hele mooie en warme herinneringen aan.


Mijn tante, Betty Wubbe heeft er ooit een mooi gedicht over geschreven:

De Amsterdamse Poort

Haarlem, de hoofdstad van de provincie Noord-Holland is een mooie oude stad. De Amsterdamse Poort staat er sinds 1355 en is een van de mooiste historische gebouwen.


Ik heb iets met die Poort. Hij maakt deel uit van mijn jeugd. Ik werd er tegenover in 1937 geboren.

Wij keken vanuit ons huis zo op de brug met daarachter de prachtige Poort. In de zomer hingen er groene bloembakken gevuld met geraniums aan de brugleuning, dat was een prachtig gezicht en ook de grote treurwilg die er naast stond paste mooi in het decor.


In de Poort woonde meneer Schouten. Hij was een zoon van een professor uit Utrecht maar verstoten door zijn familie. Hij was namelijk kustenaar.


Als ik met mijn vriendjes en vriendinnetje buiten speelde riepen wij: 'Meneer Schouten mogen we in de Poort?" en soms mocht dat.

Het was heel spannend om de ronde stenen trap in een van de torens te beklimmen. Boven kwam je in een enorme ruimte, daar was een woongedeelte, de keuken en de slaapruimte.

Het was heel mooi ingericht met mooie perzen op de stenen vloere en prachtige kunstwerken en veel tin. Hij had ook een boekenpers die er heel indrukwekkend uitzag.

Meneer Schouten was een heel bijzondere maar ook aardige man.

Soms mochten we mee hoger in de poort naar het uurwerk, dat was heel bijzonder vooral als de klok ging slaan, dan dreunde het zo hard dat je je oren moest bedekken voor het lawaai.

Nog hoger kwam je helemaal boven dan moet je door een gat kruipen en kwam je buiten boven de klok. Dat was mooi! Je had daar een geweldig uitzicht over heel Haarlem en aan de andere kant kon je Amsterdam zien liggen.

In het begin het goed met meneer Schouten maar later werd hij steeds minder. Hij verkocht iedere keer iets van zijn mooie spullen om in leven te blijven.

Toen hij ziek was kookte mijn moedere wat meer en dan klom ze de stenen trap op om hem wat eten te brengen want hij had verder niemand.

Nu is alles anders, Meneer Schouten leeft niet meer, het huis waar ik ben geboren staat er niet meer. Er staat nu een blok lelijke huizen en op de plaats van ons huis staat nu een postkantoor.

Zo verandert alles in de loop der jaren, vaak wordt het mooier maar soms is het geheel veel lelijker geworden en dat is jammer.

Van de mooie lange brug hebben ze een heel kort bruggetje gemaakt, daar kan ik me iedere keer als ik er langs kom aan ergeren.


Betty Wubbe-Janssen

Februari 2000